Rechtspraak
Raad van de Orde weigert verzoek in behandeling te nemen, hof wil nadere inlichtingen
Resumerend, stelt het hof vast dat van twee aspecten van het optreden van klager – de opleiding en het betaalgedrag – geoordeeld moet worden dat dat gegronde vrees oplevert als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub b Advocatenwet. Dat is op zichzelf echter niet genoeg om een verzoek tot inschrijving niet in behandeling te nemen. Omtrent een aantal andere aspecten (de relatie tot het letselschadebureau, de inrichting van de stage, de klachten, de attitude van klager) bestaat nu nog onduidelijkheid.
Het hof heeft daarom nadere inlichtingen nodig alvorens te kunnen beslissen op het klaagschrift van klager.
Daartoe zal het hof de zaak enige tijd aanhouden, om klager in de gelegenheid te stellen om, waar nodig samen met de raad, uitgewerkte plannen te ontwerpen om zijn voorgenomen stage zodanig in te richten dat deze naar het oordeel van de raad aan de regels voldoet.