Rechtspraak
Dienstenrichtlijn; toetsingsgrond
Het hof deelt de zienswijze van klaagster dat een verzoek om inschrijving is te beschouwen als verzoek om een vergunning zoals bedoeld in artikel 13 van de Dienstenrichtlijn. Zoals opgemerkt in de memorie van toelichting bij het voorstel van wet tot aanpassing van de Advocatenwet, de Wet op de rechtsbijstand en de Wet tarieven in burgerlijke zaken in verband met de positie van de advocatuur in de rechtsorde (Kamerstukken II 2009/10, 32 382, nr. 3, p. 18), brengt dit mee dat, zonder nadere regeling, die nog niet heeft plaatsgevonden, de rechtbanken te zien zijn als bevoegde instanties voor het in behandeling nemen van verzoeken om inschrijving. (…)
Op grond van artikel 4 lid 2 aanhef en onder c van de Advocatenwet kan de raad van toezicht verzet doen tegen de inschrijving op de grond dat de verzoeker met toepassing van artikel 8 lid 3 van het tableau is geschrapt. Niet in geschil is dat deze grond zich ten aanzien van klaagster voordoet.
Afwijking van een beleidslijn als hiervoor weergegeven is aangewezen als handelen overeenkomstig de beleidslijn gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidslijn te dienen doelen.