Naar boven ↑

Rechtspraak

Grief over ontzegging door de raad

Klaagster voert in hoger beroep aan dat de wrakingskamer op ontoereikende grond heeft bepaald dat een volgend wrakingsverzoek niet in behandeling zal worden genomen. Ingevolge art. 515 lid 4 Sv. is daartoe slechts plaats in geval van misbruik, en de omstandigheden van de onderhavige zaak voldoen volgens klaagster niet aan de omschrijving die van misbruik wordt gegeven in de Memorie van Toelichting op dat artikellid. Zelfs als juist zou zijn dat geen sprake was van misbruik in de zin van art. 515 lid 4 Sv., dan nog is geen belang van klaagster geschonden dat beschermd wordt door een fundamenteel rechtsbeginsel. De aangevallen nevenbeslissing van de wrakingskamer heeft immers geen effect gesorteerd. Na de afwijzing van het wrakingsverzoek (…) heeft de raad (…) uitspraak in de hoofdzaak gedaan, zonder enig tussentijds schriftelijk of mondeling contact met klaagster, zodat onwaarschijnlijk is dat in de tussentijd aan de zijde van klaagster enige aanleiding is opgekomen voor indiening van een volgend wrakingsverzoek. Onder deze omstandigheden lag het op haar weg om in dit hoger beroep te stellen dat zodanige aanleiding zich wel degelijk heeft voorgedaan, en dat zij van indiening van een volgend wrakingsverzoek is weerhouden door de nevenbeslissing van de wrakingskamer. Dat heeft zij niet gedaan.