Rechtspraak
Voorzittersbeslissing. Vast staat dat verweerder in de periode van 12 februari 2010 tot 17 december 2015 niet stond ingeschreven als advocaat. Verweerder was in de tussenliggende periode ten tijde van de verweten gedraging directeur van een bedrijf waarmee klager een overeenkomst tot financiering van procedures had gesloten. Nu de verweten gedraging door verweerder niet als advocaat is begaan en daarmee niet aan het advocatentuchtrecht is onderworpen en er bovendien tussen dat handelen en de twee jaar latere herbenoeming van verweerder in de functie van advocaat onvoldoende inhoudelijk en temporeel verband bestaat om dat tuchtrecht desondanks toepasselijk te achten, is klager naar het oordeel van de voorzitter kennelijk niet-ontvankelijk in zijn klacht.