Naar boven ↑

Rechtspraak

Naar het oordeel van het hof is, anders dan de raad oordeelde, klachtonderdeel a gegrond. Verweerster heeft immers de geldigheidsduur van de beschikking voorlopige voorzieningen laten verlopen zonder te zorgen voor een deugdelijke voorziening voor de voortgezette betaling van de kinderalimentatie. Dat de advocaat van de man rond het expireren van de beschikking telefonisch heeft gezegd dat de man wel zou blijven doorbetalen, acht het hof onvoldoende.

De gegrondbevinding van klachtonderdeel a leidt naar het oordeel van het hof niet tot oplegging van een hogere maatregel dan de door de raad opgelegde waarschuwing, nu klachtonderdeel a in feite voortvloeit uit het reeds door de raad gegrond bevonden klachtonderdeel f. 

Het hof ziet in dit geval bij uitzondering geen aanleiding tot het opleggen van een proceskostenveroordeling in hoger beroep, nu verweerster de beslissing in hoger beroep niet zelf heeft uitgelokt en de beslissing in hoger beroep, zoals ook overwogen in r.o. 5.4, materieel vrijwel gelijk is aan de beslissing in eerste aanleg.