Rechtspraak
Cliënt financieel onheus behandelen
Verweerder is van oordeel dat de opgelegde maatregel van een maand voorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk in de omstandigheden van het geval te zwaar is. Anders dan verweerder acht het hof de door de raad opgelegde maatregel bepaald niet te zwaar. Verweerder heeft de belangen van klager geschonden door in strijd met de gemaakte (prijs)afspraken klager te sommeren tot betaling en vervolgens, bij het uitblijven daarvan, klager niet de vereiste bijstand te verlenen. Hij heeft zijn eigen belangen laten prevaleren boven die van zijn cliënt. Vaststaat dat verweerder de prijsafspraken met klager heeft gemaakt, dat hij op de hoogte was van de gang van zaken en dat hij heeft besloten om de overeenkomst met klager te beëindigen en vervolgens klager in rechte te betrekken. In hoeverre hij daarin ten opzichte van zijn toenmalig kantoorgenoten X. en Y leidend was, kan daarbij in het midden blijven. Het hof wil, gelet op de behandeling ter terechtzitting, aannemen dat verweerder inmiddels (enig) inzicht heeft verkregen in zijn tekortkomingen, maar de ernst van de verwijten geven geen aanleiding om de maatregel te verzachten. Hetzelfde geldt voor de omstandigheid dat aan verweerder niet eerder een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.