Naar boven ↑

Rechtspraak

Onbehoorlijk handelen tijdens schorsing (14 dagen)

De raad heeft in de oplegging van de maatregel zwaar laten meewegen dat het handelen van verweerder in deze kwestie heeft plaatsgevonden gedurende de (inmiddels verlopen) looptijd van de proeftijd van een voorwaardelijke schorsing. Het hof onderschrijft deze weging en stelt daarnaast vast dat verweerder er weinig tot geen blijk van heeft gegeven de ernst van de verwijten in te zien. Om die reden zal het hof de opgelegde maatregel door de raad, een schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van veertien dagen, bekrachtigen.