Naar boven ↑

Rechtspraak

Psychische toestand als verschoningsgrond?

Klagers betogen dat zij niet eerder hebben geklaagd en konden klagen omdat zij als gevolg van de enorme publiciteit rondom hun strafzaak niet meer als redelijk denkende en handelende mensen konden worden beschouwd en zich totaal overgeleverd voelden aan klaagster. Onder die omstandigheden hebben zij zich als makke schapen laten leiden. Het verloop van de strafzaak tegen hen heeft publicitair gezien beiden psychisch vermorzeld. Aan de omstandigheid dat hun onderneming de declaraties steeds heeft voldaan kan daarom, anders dan de raad meent, geen betekenis toekomen, aldus klagers. Verweerster heeft gedurende een periode van bijna drie jaar in totaal 39 declaraties verstuurd, waarvan de laatste op 5 oktober 2010. (…) Bij klagers nam naar eigen zeggen na de overdracht van het dossier aan de opvolgend advocaat begin oktober 2010 het zelfvertrouwen toe (…) Niettemin hebben zij daarna nog meer dan drie jaar gewacht met het indienen van hun klacht over de declaraties van verweerster. (…) Het hof kan zich de impact voorstellen die de strafrechtelijke vervolging van klagers en de publiciteit hierover op klagers heeft gehad, maar dat klagers hierdoor het handelen van verweerster niet eerder dan begin oktober 2013 konden overzien hebben klagers onvoldoende onderbouwd. (…) dat het beginsel van rechtszekerheid gebiedt dat een advocaat tijdig over een klacht over zijn werkzaamheden wordt ingelicht. Verweerster wordt door de late klacht bemoeilijkt om zich te verdedigen tegen de klacht van klagers met betrekking tot haar declaraties, (…) De werkzaamheden zijn immers door klaagster in teamverband verricht, wat klagers – (…), zodat dit het extra lastig kan maken om na verloop van tijd de effectiviteit van de gewerkte uren vast te stellen.