Rechtspraak
Valsheid in geschrift
Ofschoon het hof het dekenbezwaar in mindere mate gegrond acht dan de raad deed (zie 5.9), sluit het zich wat de op te leggen maatregel betreft – met eenparigheid van stemmen – aan bij het oordeel van de raad. Het hof is van oordeel dat zowel het blindelings ondertekenen van een verweerder voorgehouden valse verklaring als de onder 5.4 tot en met 5.7 omschreven handelwijze van verweerder ter zake van de uitoefening van zijn praktijk een advocaat onwaardig zijn en het vertrouwen in de advocatuur en in verweerder in het bijzonder op zeer ernstige wijze hebben geschaad. Het hof acht het voorts uit het oogpunt van cliëntenbelang onverantwoord dat verweerder zijn praktijk verder zou voortzetten. Dit oordeel is mede ingegeven door de omstandigheid dat aan verweerder twaalf maal een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd ter zake van gedragingen in de periode van 1999 tot 2004, het jaar waarin hij zich van het tableau liet afvoeren. Het hof is daarom van oordeel dat schrapping van het tableau de enige in aanmerking komende maatregel is.