Naar boven ↑

Rechtspraak

Gedeeltelijk gegronde klacht tegen eigen advocaat. Verweerder heeft klager bijgestaan bij het voeren van verweer tegen een faillissementsaanvrage tegen de B.V. waarvan klager DGA was. Klager had bij aanvang van de werkzaamheden een bedrag van € 750,00 betaald. Omdat het niet lukte om een betalingsregeling (met de fiscus) te treffen ging de zitting waarop het faillissementsrekest werd behandeld toch door. Een dag voor de zitting hebben klager en verweerder telefonisch overleg gevoerd over de vraag of verweerder klager naar de zitting zou vergezellen. Omdat klager op dat moment niet in staat was om verweerder daarvoor te betalen is verweerder niet meegegaan. Klager beklaagt zich daarover en stelt dat verweerder hem niet één dag voor de zitting had mogen laten vallen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat het bedrag van € 750,00 een vast bedrag was dat zag op de werkzaamheden die moesten leiden tot het treffen van een betalingsregeling. De bijstand ter zitting viel daar niet onder.  De raad overweegt dat  de onduidelijkheid die verweerder heeft laten bestaan over de financiële afspraken  voor zijn risico komt. Het is immers aan de advocaat om ervoor te zorgen dat er geen misverstanden kunnen ontstaan over de financiële afspraken tussen advocaat en cliënt.  Het is gebruikelijk dat een verzoek tot faillietverklaring op een zitting wordt behandeld. Dit betekent dat een adequate belangenbehartiging met zich meebrengt dat een advocaat zijn cliënt ook tijdens die zitting bijstaat. De klacht wordt op dit onderdeel gegrond verklaard. Een ander klachtonderdeel, dat verweerder de rechtspositie van klager verzwakt zou hebben door hem te adviseren € 50.000,00 aan de fiscus te betalen is ongegrond.