Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder staat een bestuurder bij van een vennootschap en dient namens die vennootschap, in opdracht van die bestuurder, een surseanceverzoek in. Op dezelfde dag wordt de bestuurder door de indirect aandeelhouder geschorst en naar aanleiding daarvan stuurt verweerder op dezelfde dag een brief aan alle betrokken vennootschappen, waaronder klaagster, zijnde de vennootschap namens wie het surseanceverzoek is ingediend, een aansprakelijkstelling in verband met de volgens de cliƫnt van verweerder non-existente schorsing. De surseance wordt verleend.

Klacht dat verweerder op dezelfde dag zowel voor als tegen klaagster is opgetreden en dat hij als advocaat van de bestuurder is blijven optreden. De raad oordeelt dat, gegeven het feit dat verweerder namens de vennootschap het surseanceverzoek indiende, het in strijd is met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt om op dat moment een aansprakelijkstelling ook aan de vennootschap van klaagster te sturen. In zoverre is de klacht gegrond. Daar aan de enkele aansprakelijkstelling geen vervolg is gegeven en de bewindvoerder namens de vennootschap van klaagster is gaan optreden, acht de raad de klacht dat verweerder is blijven optreden voor de betreffende bestuurder, ongegrond.

Klacht gedeeltelijk gegrond. Geen maatregel.