Naar boven ↑

Rechtspraak

Klacht tegen eigen advocaat. Klager, een ondernemer, had een geschil met een leverancier uit Turkije en een afnemer uit Duitsland. Klager werd aanvankelijk in dit geschil bijgestaan door een goede bekende van hem, mr. X., die ook advocaat was en een kantoorgenoot was van verweerster. Mr. X heeft zich in 2011 van het tableau laten schrappen maar bleef klager bijstaan vanuit zijn juridisch adviesbureau dat gevestigd was in hetzelfde pand als waar verweerster kantoor houdt.  Omdat er een procedure bij de rechtbank gevoerd moest worden heeft mr. X verweerster gevraagd om de procedure op haar naam te mogen voeren. Verweerster heeft twee toevoegingen voor klager aangevraagd en heeft samen met mr. X. zorg gedragen voor het concipiëren van de dagvaarding. Er is een procedure gevoerd bij de rechtbank. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om van de vordering kennis te nemen waarbij klager werd veroordeeld in de kosten van het geding. Klager heeft verweerster advies gevraagd over de kans van slagen in hoger beroep. De klachten hebben alle betrekking op de kwaliteit van dienstverlening. De raad stelt vast dat verweerster klager heeft bijgestaan zonder over de daarvoor vereiste kennis en kunde te beschikken. Zij heeft de vragen van klager niet naar behoren beantwoord. Op geen enkele wijze is gebleken dat verweerster klager adequaat heeft geïnformeerd over de slagingskans van de procedure en dat zij hem gewezen heeft op de risico’s die het voeren van een gerechtelijke procedure met zich meebrengt. Voorts heeft verweerster verzuimd om verweer te voeren tegen de incidentele conclusie van onbevoegdheid. De klachten van klager worden voor een groot deel gegrond verklaard en aan verweerster wordt een berisping opgelegd. De raad spreekt tevens uit dat verweerster jegens klager niet de zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke rechtshulpverlening betaamt, in de zin van artikel 48 lid 7 Advocatenwet.