Rechtspraak
Klacht tegen de advocaat wederpartij. Verweerder zou zich tijdens een mediationgesprek waarin hij zijn cliënte (werkneemster van klager) bijstond intimiderend en kwetsend hebben uitgelaten tegen één van de werkgevers van zijn cliënte die tijdens dat gesprek een kastje bij zich droeg om haar hartslag te monitoren en bij wie er zichtbare draden en plakkers op haar lichaam waren bevestigd. Dit aspect van de klacht wordt gegrond verklaard. Vast is komen te staan dat verweerder de gewraakte uitlatingen heeft gedaan. De raad is van oordeel dat het een advocaat niet past om dergelijke op de persoon gerichte opmerkingen te maken. De raad ziet niet in op welke wijze daarmee de belangen van verweerders cliënte zijn gediend. Andere klachtonderdelen zijn ongegrond. Enkele waarschuwing.