Naar boven ↑

Rechtspraak

Klaagster stelt dat verweerder ten onrechte heeft gesteld de bedrijfstelefoon te hebben ontvangen van zijn cliënt. Klaagster onderbouwt deze stelling met twee foto’s waaruit moet blijken dat op latere data gebruik is gemaakt van WhatsApp. Verweerder heeft aangegeven de telefoon te hebben ontvangen en dat hem niet bekend is dat de betreffende telefoon nadien nog in gebruik is geweest. Er bestaat geen reden om te twijfelen aan hetgeen verweerder in zijn mail heeft geschreven, inhoudende dat zijn cliënt de bedrijfstelefoon met oplader bij hem heeft ingeleverd en zijn e-mail dat het hem niet bekend is dat de telefoon nog in gebruik was. Het is immers mogelijk dat na het inleveren van de bedrijfstelefoon door de cliënt van verweerder bij verweerder naar dat toestel nog WhatsApp-berichten zijn gestuurd. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

Klaagster heeft niet, althans onvoldoende gesteld in welk belang hij rechtstreeks is of kan worden getroffen in het kader van klachtenonderdeel b. Dat is ook niet gebleken. De voorzitter zal dit klachtonderdeel dan ook kennelijk niet-ontvankelijk verklaren.