Rechtspraak
Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van curator.
Uit de stukken kan worden opgemaakt dat sprake is geweest van een misverstand, mede ten gevolge van het feit dat klaagster onder twee verschillende namen communiceerde in hetzelfde faillissement. Voor de boedel was de naam ME opgenomen en niet de naam van klaagster. Verweerder valt niet te verwijten dat hij in eerste instantie de vordering van klaagster niet kon plaatsen. Ook kan het verweerder niet worden verweten dat niet werd gereageerd op e-mails die na augustus 2011 door klaagster aan mr W. waren gestuurd en dat verweerder een kantoorgenoot heeft verzocht het uitzoekwerk te doen. Dit laatste stond en staat verweerder immers vrij.
Klaagster verwijt verweerder tot slot dat hij weigert een redelijke vergoeding te betalen voor de door haar gemaakte kosten voor juridisch advies en bijstand. Het was de eigen keus van klaagster om een advocaat in te schakelen; deze kosten kunnen niet zonder meer worden afgewenteld op verweerder en het standpunt van verweerder ter zake leidt evenmin tot de vaststelling dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.
Klacht kennelijk ongegrond.