Rechtspraak
Het betreft een ambtshalve klacht van de deken over het feit dat verweerder nalaat opgave te doen in het kader van de Centrale Controle Verordeningen 2012, zowel betreffende het kantoor van verweerder als ook de individuele opgave. Aangezien verweerder voorts niet gereageerd heeft op verzoeken van of namens de deken, wordt tevens geklaagd over het feit dat verweerder handelt in strijd met gedragsregel 37.
Verweerder heeft geen verweer gevoerd.
De Raad overweegt dat het tot één van de elementaire verplichtingen van een advocaat behoort om jaarlijks de CCV als kantoor alsmede als individuele advocaat in te vullen.
Nu als niet betwist vaststaat dat verweerder geen opgave CCV 2012 heeft gedaan, heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt alsmede het vertrouwen in de advocatuur beschaamt. Het klachtonderdeel is gegrond. Bij gebreke aan betwisting staat voorts vast dat verweerder niet gereageerd heeft op verzoeken van of namens de deken om informatie te verstrekken. Verweerder heeft daarmee gedragsregel 37 geschonden. Dientengevolge kan de deken de op hem rustende taak als toezichthouder niet uitvoeren zodat dit de belangen, die met het tuchtrecht gediend zijn, frustreert.
De klachtonderdelen worden gegrond verklaard. Aan verweerder wordt de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van zes maanden opgelegd. Daarbij neemt de Raad in aanmerking dat verweerder eerder in een vergelijkbare klacht een berisping is opgelegd.