Rechtspraak
Klacht betreft optreden advocaat wederpartij. Klager verwijt verweerster dat zij zonder voorafgaande sommatie beslag op zijn pensioenuitkering heeft gelegd uit hoofde van een vonnis uit 2003, terwijl er een later kort geding vonnis was waarin de tenuitvoerlegging van dit vonnis was verboden en dat verweerster ten onrechte heeft geweigerd op grond van dit onrechtmatige beslag geïnde gelden aan hem terug te betalen. Klachten gegrond. Daarbij heeft de raad het volgende overwogen. Op grond van regel 19 van de gedragsregels voor advocaten dient voorafgaande aan beslaglegging een aanzegging daarvan aan de wederpartij of zo deze wordt bijgestaan door een advocaat aan die advocaat plaats te vinden. Deze sommatie heeft ten onrechte niet plaatsgevonden. Voorts heeft verweerster door ondanks het in het latere vonnis uitdrukkelijke aan haar cliënte opgelegde verbod tot tenuitvoerlegging namens haar cliënte beslag te leggen zich jegens klager niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Ter zitting heeft verweerster gesteld dat zij zonder toestemming van haar cliënte van het bedrag van € 1500 dat de deurwaarder op grond van de beslaglegging op haar derdengeldenrekening had overgemaakt een bedrag van € 1250 heeft gebruikt voor de betaling van deurwaarderskosten. Verweerster had deze gelden aan klager moeten terugbetalen, omdat het beslag onrechtmatig was gelegd. Echter ook in de eigen visie van verweerster (inhoudende dat de beslaglegging terecht is gedaan) had verweerster niet mogen handelen zoals zij heeft gedaan en had zij niet zonder toestemming van haar cliënte derdengelden mogen aanwenden voor de betaling van door haar gemaakte kosten. Op grond van regel 28 van de gedragsregels voor advocaten is dit slechts mogelijk voor zover de cliënt daarmee instemt, welke instemming verweerster niet had ontvangen. Maatregel: voorwaardelijke schorsing voor de duur van de 2 maanden.