Naar boven ↑

Rechtspraak

Dekenbezwaar tegen advocaat die een cliënt X, die kort daarvoor door de rechtbank Haarlem was veroordeeld wegens –kort gezegd- grootschalige drugshandel en het witwassen van aanzienlijke geldbedragen tot (onder meer) een gevangenisstraf van 8 jaar, heeft bijgestaan in twee procedures in kort geding. Onderwerp van de kort gedingprocedures was een aandelentransactie, waarbij was overeengekomen dat Y 20% van de aandelen [naam vennootschap] N.V. te Suriname kocht van X (de cliënt van de advocaat) voor een bedrag van € 2.000.000,-. en waarbij X verklaarde de gehele koopsom te hebben ontvangen. De overdracht van de aandelen zou op een in nader overleg overeen te komen datum plaatsvinden.  De raad oordeelt dat sprake is geweest van een aantal omstandigheden die de advocaat bekend waren of hadden moeten zijn en die, alle tezamen in onderling verband gezien, maken dat de advocaat had moeten onderkennen dat het hier om een zeer ongebruikelijke financiële transactie ging. De advocaat had zich – gezien het bovenstaande –   moeten realiseren dat, zo er al niet in strijd met  de letter van de WWFT gehandeld werd, er in ieder geval in strijd met de geest van de WWFT gehandeld werd, althans dreigde te worden. Voorts oordeelt de raad dat vast is komen te staan dat de advocaat in het tweede kort geding dat  voor X is gevoerd de voorzieningenrechter heeft misleid door de woorden van de advocaat van de wederpartij te bevestigen in plaats van te antwoorden dat  niet bevestigd kon worden of het juist is dat de aandelenovereenkomst waarover het kort geding handelde niet in het strafvonnis tegen X voorkwam omdat de advocaat het bewuste vonnis niet had gelezen. De raad verklaart beide onderdelen van het dekenbezwaar gegrond. Aan de advocaat wordt een voorwaardelijke schorsing van 2 maanden opgelegd.