Naar boven ↑

Rechtspraak

Naar aanleiding van een dekenbezwaar legt de raad een onvoorwaardelijke schorsing van 4 maanden op aan een advocaat die in strijd handelde met de Vafi door een opdracht te aanvaarden van een cliënt die verdacht werd van  handel in verdovende middelen en het witwassen van gelden en bij wie een bedrag van € 1.400.000 aan contant geld in beslag was genomen. Verweerder aanvaardde de opdracht van zijn cliënt en heeft meegewerkt aan het aanhangig maken van een kort geding waarbij hij optrad voor een Stichting waarvan zijn cliënt voorzitter was tegen zijn cliënt. Het doel van dat kort geding was om een titel te verkrijgen op grond waarvan geld dat door justitie in het strafrechtelijk onderzoek tegen de cliënt van verweerder in beslag was genomen onder dat beslag uitgehaald zou kunnen worden. De raad oordeelde dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar handelde door –in de gegeven omstandigheden- na te laten onderzoek te verrichten dan wel nader onderzoek te verrichten naar het doel en de strekking van de opdracht. Het tweede onderdeel van het dekenbezwaar,  dat verweerder contante gelden tot een bedrag van ca. € 33.500 in ontvangst heeft genomen van of namens zijn cliënt en deze gelden heeft getransporteerd naar Suriname of aan derden heeft gegeven om contant te worden uitbetaald aan een derde zonder hierover voorafgaand overleg met de deken te plegen, werd door de raad eveneens gegrond verklaard.