Naar boven ↑

Rechtspraak

 

De raad is bevoegd om kennis te nemen van de klacht aangezien verweerder op het moment van het binnenkomen van de klacht bij de raad nog kantoor hield in het arrondissement Den Haag.

De raad heeft niet de relevante feiten kunnen vaststellen om te oordelen over het klachtonderdeel dat ziet op het niet door verweerder geregeld hebben van het verkrijgen van gefinancierde rechtsbijstand. Het klachtonderdeel is ongegrond.

Vaststaat dat verweerder een zitting niet heeft bijgewoond. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij zijn excuses heeft aangeboden, dat klager deze aanvaard heeft en dat daarmee de zaak van klager was afgedaan. Verweerder is voortgegaan met de behandeling van de zaak. In redelijkheid kan klager niet meer met goed gevolg klagen over dit nalaten van verweerder.

De raad overweegt voorts dat verweerder vergaand tekortgeschoten is in de op hem rustende zorgplicht tegenover klager door na te laten hem deugdelijk op de hoogte te stellen omtrent de door klager aan te leveren stukken, alsmede de datum waarop deze uiterlijk aangeleverd dienden te zijn alsook de datum van de mondelinge behandeling. Verweerder heeft klager niet direct van de laatste mondelinge behandeling op de hoogte gesteld en ook niet, althans niet tijdig, verzocht om nadere gegevens en/of klager gewezen op de consequenties indien deze geen of te laat stukken zou inleveren.

De drie klachtonderdelen zijn gegrond.

Voor de gegrond bevonden klachtonderdelen wordt verweerder de maatregel van berisping opgelegd.