Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder heeft bijstand verleend in een geschil tussen klaagster en een aannemer. Klaagster is tijdens herstelwerkzaamheden, door de aannemer uitgevoerd, door een van diens werknemers beweerdelijk onzedelijk betast. Verweerder heeft een hernieuwde ingebrekestelling aan de aannemer gestuurd. Voorts heeft verweerder een van twee rapporten betreffende het opgeleverde werk aan de CAR-verzekeraar van de aannemer gestuurd. Klaagster heeft de opdracht ingetrokken en daarna contact opgenomen met de CAR-verzekeraar, waarbij bleek dat verweerder niet beide rapporten maar slechts één rapport had gestuurd. Klacht dat verweerder de belangen niet naar behoren heeft behartigd door het wegsturen van de betrokken werknemer van de aannemer en het contact daarover met de aannemer aan klaagster over te laten; dat verweerder niet beide rapporten aan de CAR-verzekeraar heeft gezonden en dat verweerder klaagster niet heeft meegedeeld voornemens te zijn slechts één rapport aan de verzekeraar toe te zenden. De raad acht het eerste klachtonderdeel ongegrond daar niet kan worden vastgesteld dat verweerder in zijn zorgplicht jegens klaagster is tekort geschoten. De raad acht ook het tweede klachtonderdeel ongegrond, hoewel het de voorkeur had verdiend, ook gezien de communicatie met klaagster, om beide rapporten aan de CAR-verzekeraar te zenden. Het derde klachtonderdeel is gegrond daar verweerder klaagster onvoldoende op de hoogte heeft gehouden van belangrijke feiten of afspraken, verweerder had uit een e-mail van klaagster kunnen opmaken dat zij er van uitging dat verweerder beide rapporten aan de verzekeraar zou sturen. Van de brief aan de verzekeraar is geen kopie aan klaagster gestuurd. Maatregel: geen.