Naar boven ↑

Rechtspraak

Verzoekster stelt dat indien een gehele (wrakings)kamer van de raad wordt gewraakt het hof van discipline verzocht dient te worden een andere kamer aan te wijzen, die samengesteld dient te zijn uit een voorzitter en leden uit een ander ressort.

Uit de door verzoekster genoemde beslissing van het hof van discipline, noch uit beslissingen van latere datum volgt dat aan het hof moet worden verzocht om een (wrakings)kamer samen te stellen met leden uit een ander ressort. Dat is slechts anders indien er geen leden meer zijn om de wrakingskamer samen te stellen. Daarvan was in het onderhavige geval geen sprake.

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat er sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve of (de schijn van) objectieve bevooroordeeldheid van de gewraakte (plaatsvervangend) leden van de raad. Er wordt geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is.