Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerster heeft klager bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Klager verbleef bij aanvang van de bijstand in de echtelijke woning, doch is nadien verder op een verblijfadres verbleven. Tijdens het intakegesprek (medio oktober 2008) heeft verweerster de financiële situatie van klager besproken en heeft zij geconcludeerd dat klager niet voor kosteloze rechtsbijstand in aanmerking kwam. Verweerster heeft het gesprek schriftelijk bevestigd. De rechtsbijstand is geëindigd begin maart 2009. In een latere procedure heeft klager een inkomensverklaring met dagtekening 31 maart 2009 overgelegd, waaruit volgde dat zijn verzamelinkomen in 2007 beneden de toevoegingsgrens zou liggen. Klacht dat verweerster klager erop had moeten wijzen dat hij in aanmerking had kunnen komen voor gefinancierde rechtsbijstand, althans dat zij daarnaar onderzoek had moeten doen. De raad acht het verweer, inhoudende dat verweerster in de periode van haar bijstand geen informatie bekend was op grond waarvan klager voor kosteloze rechtsbijstand in aanmerking zou komen, onvoldoende weersproken en dat verweerster gelet op de inhoud van het verweer op goede gronden mocht aannemen dat klager niet in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand, als ook dat gedurende de tijd dat zij rechtsbijstand aan klager verleende, geen nieuwe feiten bekend zijn geworden die tot hernieuwd onderzoek noopten. Klacht ongegrond.