Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder is een maatschap van advocaten, die terzake van declaraties van een van de advocaten incassomaatregelen heeft genomen. In het dossier van de betreffende advocaat was bekend dat klager op een verblijfadres verbleef. De maatschap heeft klager op dat adres aangeschreven, zonder dat er een reactie van klager kwam. Hierna heeft de maatschap klager gedagvaard op het GBA adres (de voormalige echtelijke woning). Omdat in de dagvaarding een fout stond heeft de kantonrechter een herstelexploot bevolen. Hierin is vermeld dat van klager geen woon- of verblijfplaats bekend was. Klager is bij verstek veroordeeld en heeft daarna verzet ingesteld. Bij eindvonnis heeft de kantonrechter de vordering van de maatschap afgewezen. Klacht dat de verwerende maatschap door te handelen zoals zij heeft gedaan klagers belangen heeft geschaad daar de dagvaarding is uitgebracht op het adres waar klager stond ingeschreven, terwijl verweerder en de betrokken advocaat wisten dat klager daar niet verbleef; dat verweerder ten onrechte executiemaatregelen heeft getroffen en dat verweerder heeft nagelaten om na het eindvonnis van de kantonrechter, waartegen verweerder hoger beroep heeft ingesteld, de proceskosten aan klager te betalen en het geïncasseerde bedrag onder zich heeft gehouden.

De raad verwerpt een beroep van verweerder op niet-ontvankelijkheid, onder meer daar de incassoprocedure tegen klager door de maatschap is aangespannen en de maatschap in die procedure niet namens de betrokken advocaat heeft gehandeld. Ook staat in de algemene voorwaarden van verweerder dat een opdracht met de cliënt uitsluitend tot stand komt met de maatschap. De raad oordeelt verder dat het uit een oogpunt van zorgvuldigheid jegens klager en diens belangen op de weg van verweerder had gelegen om het herstelexploot ook aan het verblijfadres van klager te doen betekenen of klager aan dat adres een kopie van het exploot per post toe te zenden. Verweerder heeft dat nagelaten. Het eerste klachtonderdeel is gegrond. Het tweede klachtonderdeel is ongegrond, daar het verweerder na het verkrijgen van een uitvoerbaar verklaard vonnis vrij stond tegen klager executiemaatregelen te treffen. Het derde klachtonderdeel is gegrond, daar het op grond van het eindvonnis van de kantonrechter, dat uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, op de weg van verweerder lag om daaraan eigener beweging gevolg te geven door de proceskosten aan klager te voldoen en het blijkens het vonnis ten onrechte geïncasseerde bedrag aan klager te restitueren. Het instellen van hoger beroep doet daaraan niet af. Maatregel: enkele waarschuwing.