Naar boven ↑

Rechtspraak

Klaagster verwijt verweerster onder meer voor haar geen toevoeging te hebben aangevraagd. Verweerster heeft gemotiveerd aangegeven dat en waarom zij niet bereid was om op basis van een toevoeging de zaak voor klaagster te behandelen, dat zij daarover tegenover klaagster duidelijk is geweest en dat de afspraak dat zij betalend zou optreden  door verweerster is vastgelegd. Tussen partijen staat vast dat klaagster niet tegen de opdrachtbevestiging heeft geprotesteerd en ook niet tegen de later verzonden declaratie en deze heeft voldaan. Kennelijk was klaagster op dat moment van mening dat deze declaratie terecht was. Ook heeft klaagster ter zitting nog eens erkend, dat zij bij aanvang van de rechtsbijstand aan verweerster heeft aangegeven dat partijen over een aanzienlijk vermogen beschikten, waaronder aandelen, auto’s, een woning, polissen en voorts is door klaagster ter zitting niet bestreden dat er ook nog vermogen was, dat niet in de aangifte inkomstenbelasting was vermeld.

Op een advocaat rust een zware verplichting om met zijn cliënt duidelijke afspraken te maken over de financiële basis waarop de werkzaamheden worden verricht en de cliënt te informeren over de mogelijkheid van een toevoeging. Een advocaat is echter vrij om een zaak al dan niet op basis van een toevoeging te behandelen en verweerster heeft daarover volstrekte helderheid aan klaagster verschaft.

Gaat een cliënt met behandeling op betalende basis akkoord dan is een cliënt net als bij willekeurig welke andere aan de gemaakte afspraak gebonden. In de wijze waarop verweerster met deze materie is omgesprongen ziet de raad, mede in het licht van de vermogensbestanddelen die er waren volgens de eigen opgave van klaagster, geen tuchtrechtelijk verwijt.

Klachtonderdeel is derhalve ongegrond.