Rechtspraak
Verweerster heeft voldoende vastgelegd dat er voor klaagster een mogelijkheid bestond om gefinancierde rechtsbijstand aan te vragen. Tevens blijkt dat er tussen klaagster en verweerster is gesproken over de onmogelijkheid om op basis van een toevoeging gebruik te maken van de diensten van verweerster. Klaagster wist derhalve voor welke keuze zij stond. Toen klaagster verweerster op 9 augustus 2010 opdracht gaf de echtscheiding te bewerkstelligen, heeft klaagster onder verwijzing naar de afspraak van 5 augustus 2010 ingestemd met rechtsbijstand op betalende basis. Dat klaagster in juni 2012 niet meer over voldoende financiële middelen beschikte om zich in de procedure in hoger beroep op betalende basis te laten bijstaan door een advocaat en klaagster zich om die reden heeft gewend tot een opvolgend advocaat die wel op basis van een toevoeging rechtsbijstand kon verlenen, is te begrijpen. In 2010 heeft klaagster er echter bewust voor gekozen om door verweerster te worden bijgestaan. Gelet op deze gang van zaken is de handelwijze van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
De voormalige echtgenoot van klaagster heeft geen akte van berusting willen tekenen, waardoor de echtscheidingsbeschikking pas na het verstrijken van de appeltermijn, kon worden ingeschreven. Daartoe diende een verklaring van non-appel te worden verkregen van de rechtbank dan wel het Hof. Zo er al sprake is geweest van een onnodige vertraging bij de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking, is deze niet veroorzaakt door verweerster.
Klachtonderdelen kennelijk ongegrond