Rechtspraak
Klager beklaagt zich over de wijze waarop verweerder klagers belangen behartigd heeft in een strafzaak.
Klager beklaagt zich over het feit dat een zogenoemde "vrijbrief” niet door verweerder aan hem is geretourneerd. Nu niet is komen vast te staan dat verweerder deze brief in zijn bezit heeft gehad, wordt het klachtonderdeel ongegrond verklaard.
Het niet dadelijk toesturen van een dichtbundel van klager, acht de Raad niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. De Raad neemt hierbij in aanmerking de periode die tussen het verzoek en de verzending heeft gezeten en de reden van de latere verzending, zoals door verweerder aangevoerd.
Klager klaagt over het feit dat verweerder hem niet op de hoogte heeft gesteld van het uitstellen van een zitting van 4 oktober 2010, alsmede dat het meervoudig behandelen van zijn zaak aan verweerder te wijten is. Uit de correspondentie die in het klachtdossier aanwezig is, blijkt dat klager op de hoogte was van de door verweerder verzochte aanhouding en de uiteindelijke honorering van het verzoek.
De Raad heeft niet kunnen vaststellen dat het aan verweerder te wijten is dat de strafzaak van klager behandeld is door de meervoudige kamer. Bovendien heeft verweerder onweersproken gesteld dat de politierechter diens zaak niet meer kon behandelen, omdat de Officier van Justitie een onderzoek van zowel een psycholoog als ook een psychiater verzocht heeft.
De klacht wordt ongegrond verklaard.
Klager heeft nog een verzoek gedaan om schadevergoeding. Nog daargelaten de ongegrondheid van de klacht, oordeelt de Raad dat het niet tot de taak van de tuchtrechter behoort om te oordelen over een dergelijk verzoek.