Naar boven ↑

Rechtspraak

Belangenverstrengeling. Klager stel dat het verweerder niet vrijstond om in de procedure namens de gemeente D. cassatieberoep tegen klager althans diens vennootschap onder firma in te stellen, omdat de kantoorgenoot van verweerder, mr. B., in zijn hoedanigheid van raadslid van de gemeente D. over dezelfde kwestie met (de advocaat van) klager per e-mail en mondeling contact heeft gehad en (mogelijk) over vertrouwelijke informatie beschikt, die verweerder tegen klager kan gebruiken.  

 

Klacht wordt kennelijk ongegrond verklaard. Klager wist althans had behoren te weten dat de informatie die hij deelde met mr. B in de mogelijke discussie tussen de gemeenteraad en het college van B&W in de openbaarheid zou kunnen komen. Om die reden kan de door klager aan mr. B. verstrekte informatie niet als vertrouwelijk worden aangemerkt. Verweerder en mr. B hebben onweersproken gesteld dat klager noch zijn vennootschap onder firma cliënt is dan wel is geweest van het kantoor. Hieruit volgt dat het bepaalde in gedragsregel 7 niet aan de orde is. Evenmin kan worden vastgesteld dat klager in de contacten met mr. B vertrouwelijke informatie heeft meegedeeld, waarvan klager mocht aannemen dat deze vertrouwelijk zou blijven en waarop hij mocht vertrouwen dat deze in een gerechtelijke procedure niet tegen hem gebruikt zou kunnen worden. Er is dan ook geen sprake van schending van gedragsregel 2 lid 1 door verweerder.