Rechtspraak
De deken vraagt primair schorsing ex artikel 60b, subsidiair een onderzoek ex artikel 60c. Tegelijk dient de deken een dekenklacht in.
Verweerder heeft in een bepaalde periode belangen behartigd van een cliënt in strafzaken, die eerder strafrechtelijk was veroordeeld. Verweerder is zeer nauwe banden met de cliënt aangegaan en is in een situatie geraakt waarin hij door de cliënt werd afgeperst en waarin hij zijn onafhankelijkheid als advocaat heeft prijs gegeven. Verweerder heeft zich tot de deken gewend voor raadt. In dat kader zijn meerdere gesprekken gevoerd. Verweerder heeft de contacten met de cliënt verbroken. Circa 11 maanden daarna wordt het schorsingsverzoek ingediend. De raad overweegt dat vaststaat dat tegen verweerder geen klachten zijn ingediend over diens optreden als advocaat, ook niet nadat de contacten met de cliënt waren verbroken en dat niet is gebleken van feiten en omstandigheden die de conclusie rechtvaardigen dat verweerder ten tijde van de indiening van het schorsingsverzoek of daarna tijdelijk of blijvend geen blijk gaf zijn praktijk behoorlijk te kunnen uitoefenen.
Het primaire verzoek wordt afgewezen.
Het subsidiaire verzoek wordt niet-ontvankelijk verklaard, daar het niet is ingediend bij de voorzitter van de raad, maar bij de voltallige raad.