Naar boven ↑

Rechtspraak

De advocaat treedt in de echtscheidingsprocedure van klager aanvankelijk op voor klager en diens echtgenote. De advocaat voert in die periode telefoongesprekken met de echtgenote zonder klager daarover te informeren. Klager leidt later de gevoerde gesprekken af uit door hem verzochte specificaties van de declaraties. De advocaat had in zijn opdrachtbevestiging meegedeeld dat hij vragen van partijen zou beantwoorden en dat hij dat niet altijd zou kortsluiten met de andere partij, behoudens wanneer het de belangen van die andere partij zou betreffen. In de opdrachtbevestiging staat ook dat de advocaat, indien partijen niet gezamenlijk tot oplossingen zouden komen, genoodzaakt zou zijn zich terug te trekken als advocaat voor beiden. Na ongeveer zes maanden trekt klager de opdracht aan de advocaat in en verklaart dat hij geen bezwaar heeft indien de advocaat verder voor de vrouw blijft optreden. De advocaat bevestigt in die fase schriftelijk dat tussen partijen geen afspraken tot stand zijn gekomen en dat eventueel bereikte overeenstemmingen komen te vervallen omdat zij niet volledig waren bereikt.

In de periode daarna treedt de advocaat namens de vrouw tegen klager op. In de procedure doet de advocaat namens de vrouw een bewijsaanbod, waarbij de advocaat zelf als getuige zal worden gehoord omtrent door de vrouw beweerde afspraken uit de eerste periode.

Klacht dat de advocaat klager niet heeft geïnformeerd over de (langdurige) telefoongesprekken met de vrouw; dat de advocaat in een brief aan de rechtbank heeft aangeboden om als getuige te worden gehoord terzake van beweerdelijke afspraken uit de eerste periode, waardoor de advocaat heeft aangeboden zijn beroepsgeheim te schenden; voorts dat de advocaat heeft gehandeld in strijd met gedragsregel 7 lid 3 door tegen klager op te treden nadat hij meer dan een half jaar voor beiden was opgetreden.

Beoordeling. De advocaat heeft zich beroepen op de opdrachtbevestiging en op de omstandigheid dat de gevoerde telefoongesprekken het belang van klager niet hebben geraakt. Tegenover dit verweer is niet gebleken dat de inhoud van de gevoerde gesprekken van dien aard was dat zich daarin een tegenstrijdig belang openbaarde of dat het geboden was dat de advocaat klager op de hoogte hield van die gesprekken. Dit klachtonderdeel is ongegrond. Gelet op gedragsregel 7, de uitdrukkelijke schriftelijke bevestiging van de advocaat aan partijen dat zij niet tot overeenstemming waren gekomen en dat eventueel bereikte overeenstemmingen waren komen te vervallen alsmede op de geheimhoudingsplicht van de advocaat, heeft hij door het bewijsaanbod aan de rechtbank te doen schade toegebracht aan het vertrouwen in de advocatuur en zijn eigen beroepsuitoefening. De advocaat kan zich er niet op beroepen dat het getuigenaanbod van zijn cliënte afkomstig is, daar hij zelf de volledige verantwoordelijkheid voor de behandeling van de zaak draagt en zich daaraan niet kan onttrekken met een beroep op de van zijn cliënte verkregen opdracht. Het tweede klachtonderdeel is gegrond. Naar het oordeel van de raad is geen grond aanwezig om af te wijken van gedragsregel 7, lid 3, zodat de advocaat zich had behoren terug te trekken als advocaat van beiden, ook al had klager meegedeeld er geen bezwaar tegen te hebben dat de advocaat voor de vrouw ging optreden. Ook het derde klachtonderdeel is gegrond. Maatregel: berisping.