Naar boven ↑

Rechtspraak

Door verweerder is onomwonden erkend dat de door hem aan zijn cliënt gedeclareerde

bedragen in geen redelijke verhouding stonden tot de door hem aan zijn zaak bestede tijd. Gezien de omvang daarvan is er naar het oordeel van de raad sprake geweest van excessief declareren. Ook heeft verweerder zich door zijn cliënt een tweetal vorderingen laten cederen. Zonder een oordeel te willen uitspreken over het civielrechtelijke aspect daarvan is de raad van oordeel dat verweerder daarmee de norm van gedragsregel 2.1 heeft overschreden en deswege tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Dat verweerder vervolgens een deel van een aan hem gecedeerde vordering heeft doorverkocht aan een kennis van hem acht de raad in strijd met gedragsregel 5 en even eens verwijtbaar.

Dekenbezwaar gegrond; onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van één maand.