Naar boven ↑

Rechtspraak

Verweerder werd nadat hij zich in 2004 van het tableau had laten schrappen, in 2010 weer toegelaten tot beëdiging nadat er met de Raad van Toezicht afspraken waren gemaakt omtrent extra opleidingseisen en de inbedding van zijn praktijk in een reeds bestaand kantoor waarbij hij de praktijk in loondienst zou uitoefenen. De advocaat bij wie hij in loondienst was heeft zich in januari 2012 van het tableau laten afvoeren en is kort daarna in staat van faillissement verklaard. Verweerder heeft eind januari 2012 overleg gehad met de plaatselijk deken. In dit gesprek bleek onder meer dat verweerder niet verzekerd was tegen beroepsaansprakelijkheid en dat hij niet meer kon beschikken over kantoorfaciliteiten. De plaatselijk deken heeft een verzoek op grond van art. 60ab Advocatenwet ingediend nadat bleek dat verweerder de afspraken die hij met de deken had gemaakt niet nakwam.  De raad stelt vast dat het ernstig vermoeden bestaat dat verweerder door handelen of nalaten belangen die door artikel 46 Advocatenwet worden beschermd zeer ernstig schaadt of dat schade dreigt. Vast is komen te staan dat verweerder heeft geopereerd op een wijze die niet past bij de eisen en waarborgen die nog steeds rondom zijn praktijkvoering gesteld mogen worden. Het verzoek van de deken om verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk als advocaat wordt toegewezen.