Rechtspraak
Klagers hebben op 1 maart 2010 een klacht ingediend tegen verweerder. Na sluiting van het dekenonderzoek is niet aanstonds meegedeeld aan de deken dat de klacht naar de raad moest worden doorgestuurd.
Het tijdsverloop tussen het afsluiten van het dossier en de indiening van de klacht acht de raad gerechtvaardigd door bijzondere omstandigheden. De bijzondere omstandigheden houden in dat klagers weliswaar hun gemachtigde gevraagd hebben om de klacht naar de raad te sturen doch dat deze dit niet heeft gedaan door de bedreigingen die verweerder aan het adres van hun gemachtigde heeft geuit en doordat deze zich door verweerder geïntimideerd voelde.
Klagers verwijten verweerder dat hij zich niet als een behoorlijk advocaat heeft gedragen door tegen ieder van hen een faillissementsrekest in te dienen bij de rechtbank zonder klagers of een advocaat van zijn voornemen daartoe of de eerste zittingsdatum in kennis te stellen, terwijl verweerder wist, althans behoorde te weten dat klagers door een advocaat werden bijgestaan.
Het verweer dat verweerder in de door klagers genoemde zaken niet optreedt als advocaat verwerpt de raad. De raad overweegt dat er geen sprake is van een zuivere advocaat-cliënt relatie tussen verweerder en diens advocaat. Verweerder was als advocaat op de hoogte van de wijze waarop stukken betekend dienden te worden, was bekend met wat het verlenen van verstek daadwerkelijk inhoudt en wist bovendien op welke wijze en op welk adres hij klagers, althans een advocaat, kon bereiken.
De klacht wordt gegrond verklaard.
Maatregel: een enkele waarschuwing.