Rechtspraak
Klacht tussen advocaten. Klager verwijt verweerster dat de toon van haar brieven aan de deken geschreven in een andere tuchtzaak nodeloos grievend is jegens klager en dat zij klager ten onrechte beschuldigt van ‘voorspiegelen’ tegenover de rechtbank, het doen van onware mededelingen aan de deken, liegen tegen de deken en het uitlokken van valsheid in geschrifte. Klacht gegrond verklaard. De raad overweegt dat van een advocaat mag verwacht worden dat deze een gerezen geschil zakelijk benadert en in goede banen tracht te leiden. Daarvan is in dit geval geen sprake geweest. Verweerster heeft het tussen haar en klager gerezen zakelijke geschil doen escaleren, door de toon en de inhoud van haar brieven. Uit de brieven spreekt een gebrek aan respect en een gebrek aan gepaste afstand tot de zakelijke belangen die in geschil waren. Een en ander geldt temeer nu het geschil was gerezen met een andere advocaat, in welke relatie welwillendheid voorop dient te staan. Maatregel van een waarschuwing mede opgelegd door gebrek aan zelfreflectie.