Rechtspraak
Klacht dat verweerder in de beroepsprocedure vertrouwelijke informatie heeft prijsgegeven, de rechter heeft beïnvloed en een negatieve beeldvorming van klager heeft gecreëerd; voorts dat verweerster niet kon conform de klokkenluidersregeling van de werkgever heeft gehandeld. De plaatsvervangend voorzitter oordeelt dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels 14 en 15. Het is de taak van verweerster het standpunt van haar cliënte over te brengen. Verweerster is niet gehouden het gelijkheidsbeginsel en het beginsel van hoor en wederhoor in acht te nemen. Verder oordeelt de plaatsvervangend voorzitter dat niet kan worden vastgesteld dat verweerster enige geheimhoudingsbepaling heeft geschonden. Klager beroept zich op een bepaling die geen onderdeel uitmaakt van de klokkenluidersregeling van de werkgever. Klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond. In het verzet oordeelt de raad dat de mediation waaraan klager heeft gerefereerd heeft plaatsgevonden voorafgaande aan het ontslag en dat in die mediation de integriteitskwestie niet aan de orde is geweest. De raad passeert de voor het eerst in het verzet aangevoerde stelling van klager dat geheimhouding van het integriteitsonderzoek door de werkgever met klager en zijn toenmalige raadsvrouwe is afgesproken. Verzet ongegrond.